Ik kom voort uit een buitenechtelijke relatie, waarna mijn moeder een verstandshuwelijk aangaat met een weduwnaar die al twee kinderen heeft. Mijn verwekker heeft al drie zoons en mijn moeder krijgt ook nog drie kinderen bij mijn stiefvader. Zo ben ik de oudste en de jongste van twee gezinnen en tevens de middelste tussen zes halbroers en halfzussen. Ten slotte ben ik ook nog enig kind van een buitenechtelijke affaire en liefdesbaby.
Bij mijn moeder thuis wordt mijn verwekker “meneer Koekoek” genoemd. Dat ik waarschijnlijk als enige echt gewenst ben, waar het mijn biologische vader en moeder aangaat, hebben mijn broers en zussen altijd gevoeld, of het nu om de zes halfjes gaat, of om de twee stiefs. Ik krijg cadeautjes en de anderen niet. Mijn biologische vader stelt zich op als een soort suikeroom. Mijn stiefvader heb ik altijd als vader gezien, maar ook omdat hij mijn opvoeder is en me tegen de klippen op heeft leren fietsen zonder zijwieltjes. Dat lukt pas rond mijn twaalfde, omdat ik een evenwichtsprobleem, een gestoorde fijnmotoriek en een zichtbeperking heb. Een vorm van Cerebrale parese (vroeger ook wel aangeduid met de griezelige term hersenverlamming) die in mijn geval weer geen spasme mag heten, omdat ik de schokkerige bewegingen en ongecontroleerde gezichtsmimiek mis.
Spatisch
Ik kwam pas recent tot de ontdekking dat het etiket “spastisch” niet op mij van toepassing is: een hele opluchting. Ik voel me zo al buitenbeentje genoeg. Ik hoor nergens bij; sta aan de rand van twee gezinnen als er een familielid van vaderskant overlijdt, dan hoor ik dat bij toeval en als er een mentor moet worden benoemd, omdat hij ernstig dementeert, word ik gepasseerd.