Fietsmaatjes

Samen met mijn 80+ stiefvader, annex opvoeder fiets ik door het groene Hart in de buurt van Woerden-Bodegraven-Alphen aan den Rijn. Hij rijdt gemotoriseerd en ik ook: Hij op een space-model e-bike met accu’s in het frame en belt-drive in plaats van ketting en ik rijd een gemotoriseerde ligfiets. ‘Wat rijd je langzaam, vandaag’, zeg ik als zijn tempo is teruggezakt tot 21 kilometer in het uur. ‘Hoe komt dat’? Hij weet het niet. Zijn snelheid gaat niet omhoog, dus ik pas me noodgedwongen aan. Normaal gesproken hebben we een kruissnelheid van dertig kilometer per uur. Gezien zijn leeftijd rijdt mijn vader lekker door en hij houdt het ook nog zo’n 60 en soms wel 80 kilometer vol. Bij hem thuisgekomen, heeft zijn levenspartner voor ons gekookt: zalm, bonen op z’n Braziliaans en rijst. Theo eet alleen een minuscuul stukje zalm. Ik verbaas me en vraag: ‘Waarom eet je niet’, Theo?’. Hij geeft aan bijna niets meer te proeven en last te hebben van een scheef neusschot. Een boksersneus, overgehouden uit zijn jeugd in het weeshuis. ‘Nu begrijp ik, waarom je zo langzaam fietste vanmiddag; je hebt geen energie meer. Heb je het niet koud?’ Dat geeft hij toe, een zeldzaamheid voor mijn eigengereide vader en ex-ondernemer. ‘Wat vindt de huisarts hiervan’, vraag ik. ‘Dat het tussenschot rechtgezet moet worden. Misschien dat dan iets van mijn smaak terugkomt’. Theo klinkt onwillig en nors, vindt me waarschijnlijk een zeurpiet. ‘Als je niet eet, ga je dood’, is mijn laconieke constatering. ‘Je weet hoe met je buurman is afgelopen.’ Hij zegt niks terug. De ondernemer die overal een oplossing voor wist, is stil. Dan: ‘Ik heb gewoon geen trek meer, punt.’ Ik ga een afspraak voor je maken bij de diëtiste, zeg ik en het kan me niet schelen of jouw huisarts mij een bemoeial vindt. En ik ga met je mee.’

Energieboost
De diëtiste helpt hem weer op weg: eten blijft Theo met tegenzin doen, maar hij vult zijn behoefte aan vitaminen en mineralen aan met “astronoutenvoer”, flesjes met 100 of 150 milliliter mierzoete en moddervette energiedrank op doktersvoorschrift. Als we weer een rondje maken, heeft het gewerkt: Theo is aangekomen en fietst weer in een normaal tempo. Niemand weet dat hij een astronoutenshot nodig heeft om vooruit te komen. Maar ik realiseer me des te meer dat we een gek stel zijn tussen de zomerse groepjes racefietsers. Hij is midden-tachtig met helm en ik zit bijna op de grond op mijn driewielige ligger. En toch worden we zelden ingehaald. Dankzij de Nutrilon van Theo. Als we tussendoor op een terrasje neerstrijken komt naast de bestelde flat-white voor mij en de cassis voor hem ook een energieboost op tafel. Bananen-, aardbeien- of vanillesmaak. Levensreddend voor de anorectic en mijn vader. Ook krijg ik hem zover altijd een extra jasje mee te nemen en thermosokken aan te doen, want vaak vind ik dat hij ondergekleed de deur uitgaat. Met dat extra jasje is hij altijd blij.

Lodewijk XIV
Op weg naar een fietsrondje, drinken we koffie bij hem op het terras. We fietsen vaak door het Groene Hart, rond zijn huis. hoewel Theo zich geregeld beklaagt dat hij er “alles al gezien heeft”. ‘Hee Theo, weet je dat je op een heel bijzondere plek woont, zo aan de Oude Rijn en de dubbele Wiericke?’, zeg ik. ‘Hier liep het leger van Lodewijk de Veertiende vast op de Oude Hollandse waterlinie’. ‘Ik wist niet dat die vechtersbaas hier aan de Oude Rijn heeft gestaan’. Als ik dat geweten had, zou ik hem welkom geheten hebben’. ‘Lijkt me niet hoor, hij kwam hier om het rijke Nederland in te lijven en het is al een poosje geleden. ‘1672’, weet hij, ook wel het Rampjaar genoemd, inclusief de moord op de gebroeders de Witt.’ ‘Jij mag dan geschiedenis gestudeerd hebben, maar ik heb ook op school gezeten.’

‘Lodewijk ging onverrichter zake naar huis met zijn leger en zo overleefde de Republiek tenauwernood’. ‘Weet je dat we nog bij het huis van Lodewijk de XIV geweest zijn?’ herinnert Theo zich. In Versailles. ‘Veel weet ik er niet meer van, het is lang geleden. Niet of we er bijvoorbeeld binnen zijn geweest,’ antwoord ik. Hij pakt er een paar foto’s bij: We staan als gezin te poseren bij een enorme open haard. ‘Dus toch binnen geweest.’ Gek dat je dat kunt vergeten, denk ik. Dat er een jeugdvriendje mee was, herinner ik me dan weer wel en de onooglijk kleine dienstingangen, die in geen verhouding stonden tot de grandeur van het paleis. ‘Het was gigantisch, het paleis op de Dam’, is daarbij vergeleken een poppenhuis. Waar deed ie het van’, vraagt Theo zich af. ‘Laatst iets over gelezen’, meen ik. Die Franse vorsten leken heel machtig, maar waren afhankelijk van de adel om aan geld te komen. Daarom verkochten de vorsten allerlei ambten aan rijke gunstelingen, zoals van belastinggaarder.’ ‘Moet een corrupte bende geweest zijn’, concludeert Theo. ‘Ja, de adel was gehaat, twee koningen later gingen alle koppen eraf’, besluit ik monter.

College-langs-de-weg
Ons rondje voert dit keer langs Waddinxveen. Aan een kanaalkade met molen houden we even halt. Ik werk op dat moment bij het waterschap bij hem in de regio en weet inmiddels aardig wat af van de bemaling van polders. Ik leg uit dat molens een vlag moesten voeren als het water in de vaarten te hoog stond om de polder te bemalen, waarmee de molenaars in de streek elkaar waarschuwden. Ook vertel ik dat de doodstraf stond op het doorsteken van dijken, maar dat het bij hoog water toch gebeurde. Boeren waterden zo illegaal af naar de buurpolder. Theo luistert en lijkt mijn college-langs-de-weg wel interessant te vinden, Hij houdt van tv-programma’s die draaien om kennis en weetjes, zoals “de slimste mens”. Ik geniet tijdens onze tochten van de natuur en voel me veilig in zijn aanwezigheid, hoewel hij onderweg hij niet veel zegt en zelden behoefte heeft aan een terrasje of een gesprek. Hij is eerder kortaf dan mededeelzaam. Ik waardeer hoe contentieus hij mij helpt met oversteken. Op mijn ligfiets heb ik veel minder overzicht dan hij, vooral in bochten en hij blokkeert desnoods de rijweg om mij vrij baan te geven. Hij kijkt voor mij naar links, rechts en nog een keer naar links, precies zoals het hoort. Dan zegt hij steevast ‘Ja, hij kan jochie’. Theo let ontzettend goed op mij, alsof mijn moeder over zijn schouder meekijkt en hem influistert: ‘Denk erom dat je goed op mijn kind past’. Ik voel me dan ook echt een kind, zijn kind.

Aan de leiding
Theo heeft de leiding, zelfs als hij de weg niet meer weet. Soms vraag ik hem: ‘Zal ik Google maps aanzetten?’ en als hij na vijf minuten weer op de goede weg meent te zijn, volg ik hem weer; doe ik wat hij doet: hier links en daar rechts., anders raken we elkaar kwijt. Wanneer hij Google maps versmaadt, wijs ik hem soms op een ANWB-bord en anders rijd ik zonder morren achter hem aan, zelfs als ik zeker weet dat we omrijden of fout zitten. Tegen Theo’s eigenzinnigheid is al een levenlang geen kruid gewassen en ik ben per slot zijn kind maar.

Waterstoep
Ergens verderop wijs ik Theo opnieuw op iets dat ik heb geleerd op mijn werkplek en ik nu herken in het landschap: een waterstoep. Een waterstoep wordt gevormd door een veeensloot die eindigt aan een doorgaande weg met een boerderij ernaast. ‘Volgende keer wil ik nog wel een paar van dit soort bijzonderheden in het landschap zien’, zeg ik vrolijk. Ik zie landschapskenmerken die ik op gearchiveerde kaarten tegenkom en herken die ook werkelijk in het landschap. Ik ben blij, juist omdat ik helemaal niet visueel ben ingesteld. Theo lijkt me totaal verkeerd te begrijpen en mijn wijsneuzige college in-de-open-lucht zat te zijn: ‘Ik heb het nu wel gezien’, klinkt hij ongeduldig. Theo kan ook kortaf en vriendelijk zijn, gek genoeg, maar ik ben nu, zonder het te beseffen, te ver gegaan.

Vergevingsgezind
Ik ben gepikeerd en we fietsen zeker driekwart jaar niet meer samen en hebben ook nauwelijks contact. Dan pakken we de draad weer op: Theo is bijna negentig; tijd voor mij om vergevingsgezind te zijn. Theo is, wie hij is, heeft zichzelf niet gemaakt en zal niet meer veranderen. Voor één van onze laatste fietstochten komt hij met de auto naar me toe; naar Utrecht fietsen en terug en dan nog met mij op weg gaan, lukt niet meer en een buurman heeft hem geholpen zijn zware Riese & Müller-bike op de fietsendrager te tillen. Als we onderweg zijn, klaagt hij voortdurend over tegenwind en over een knie waaraan hij artrose zegt te hebben. Hij onderhoudt een tempo van niks. De Hilversumse hei in herfsttooi die hij nog graag eens wil zien, halen we niet. Ik ben zijn geklaag en slakkentempo plotseling beu en zeg: ‘Theo, we maken hier rechtsomkeert.’ Voor één keer weersta en weerspreek ik hem en hij is maar wat blij. We hebben plots wind mee en zijn zo thuis. Ik vraag me af of ik nog wel zin heb om met een ouwe klager te fietsen, maar een week of twee later fietsen we toch weer bij hem in de buurt. Theo fietst lekker door en bij hem thuis complimenteer ik hem daarmee: ‘Lekker doorgefietst, ouwe?’ en ik meen het. Twee dagen later krijgt hij een hartaanval.

Tegen doktersadvies
In het Antonius Nieuwegein wordt een stand geplaatst in een kransslagader en als ik een dag later op bezoek kom, stapt hij net in een taxi, op weg naar huis, tegen doktersadvies in. Nog geen week later krijgt hij weer een hartaanval: hij heeft net open-haardhout staan hakken, althans dat vertelt hij als ik bij hem op bezoek ben. Theo maakt aanschouwelijk hoeveel hartcapaciteit hij nog over heeft: 45%. ‘Voor een negentigjarige nog niet eens zo heel slecht’, beweert hij. Hij lijkt zichzelf daarmee te willen troosten. Hij knijpt zijn hand tot een vuist, zoals de dokter hem de hartfunctie aanschouwelijk heeft gemaakt. ‘Dit is normaal’. Dan knijpt hij zijn rechterhand halfdicht: ‘Dit heb ik nu nog over. Herstel onzeker’. Ze hebben nu een heel lange stand geplaatst van acht centimeter, begrijp ik. ‘Hadden ze dat na de eerste hartaanval niet kunnen doen?’, vraag ik me als leek af. Ik zie een breekbare, oude man. Twee weken later geeft hij zijn spacebike weg aan mijn broer. ‘Ik heb er nog twee kilometer op gefietst’, aldus Theo,’maar kwam nauwelijks vooruit. Daardoor was ik ook nog bang om te vallen. Als ik aan de scootmobiel moet, loop ik nog liever de Rijn in.’ En ik zie het hem nog doen ook. Kortaangebonden, eigenzinnig en impulsief, ja, laf nee. Kind van het bombardement op Rotterdam, vader en zus jong overleden, moeder psychiatrisch, nakomertje en al jong op zichzelf aangewezen: Mijn o, zo moeilijke vader en fietsmaatje.

Niet te redden
Dan krijgt hij een derde hartaanval; pijn in zijn linkerarm genegeerd, terwijl hij op bed lag. Nog 24% hartcapaciteit over. Hij geeft weer het voorbeeld met de hand. Ditmaal wuift hij maar wat met zijn vingers, bijna zoals de koningin zou doen. Ik lach inwendig om wat ik voor me zie, ondanks de treurigheid van het moment. Theo haalt adem als het hijgend hert of een uit het nest gevallen vogeltje. Als hij opstaat om een blok hout op de haard te leggen, is hij uitgeput, maar heeft nog wel energie genoeg om zijn vriendin te laten weten dat zij het verkeerd doet en het vuur verstikt. Hoe afhankelijker Theo wordt, des te bitser, maar niet tegen mij. ‘Heb je gereedschap nodig, jochie?’Als ik weer kom staat er een set boortjes en een doos ringsleutels klaar, waaraan ik behoefte heb en hij wil me drie boorstellen meegeven, maar ik geef aan één genoeg te vinden. Ik blijf eten, maar Theo houdt het bij een glas melk en een halve dosis Nutrilon gemengd met water. Hij kan nauwelijks nog slikken; het lijkt alsof hij moet kiezen tussen ademhalen en slikken; tussen ademhalen en eten. En waarschijnlijk is dat ook zo. Dat hij graag volle melk drinkt, maakt het er niet makkelijker op: het veroorzaakt slijmvorming die hij niet wegkrijgt. De halve Nutrilon en een glas melk per dag gaat Theo niet redden. Zelfs de diëtiste kan hem niet meer baten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maak de som af en klik op: \"Reactie plaatsen\" * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.